Vernieuwd Rotterdams metrostation Dijkzigt
Geschreven door Jorik Visscher (TerrrierCom) | CivieleTechniek

Rotterdam is onder de grond bijna net zo druk als boven de grond. Het Maasstedelijke metronetwerk is het oudste en het meest uitgebreide van Nederland. RET, het Rotterdamse vervoersbedrijf, zet alle zeilen bij om mee te groeien met het toenemende reizigersaantal. In de periode 2010-2015 groeide het aantal gereisde kilometers per metro van 431 miljoen naar 531 miljoen. Als onderdeel van de vernieuwing van de metrostations is recent metrostation Dijkzigt grondig uitgebreid. Het station kreeg een extra in- en uitgang bij de Hogeschool Rotterdam. De van oorsprong Rotterdamse bouwer J.P. van Eesteren voerde de klus uit.
De nieuwe in- en uitgang zorgt voor meer capaciteit om de reizigers sneller het station te kunnen laten toetreden en verlaten. De locatie - middenin Rotter- dam, omringd door Erasmus MC, kantoren en woonwijken - maakte het een uitdagend project, dat creativiteit in de uitvoering vereiste. Het geringe werkoppervlak, een ondergrond vol kabels en leidingen en verkeersstromen die ongehinderd moesten blijven, waren factoren die veel van de bouwers vroegen.
Project Dijkzigt is een goed voorbeeld van hoe de bouw in Nederland zich ontwikkelt. Het percentage verbouwingen versus nieuwbouw groeit. Dat betekent ook steeds vaker werken in een drukke omgeving. Vaak betekent drukte boven de grond ook drukte onder de grond. De bodem lag vol obstakels. Elektriciteitskabels, waterleidingen, stadsverwarming, datanetwerken en natuurlijk de metrobuis zelf. Dat maakte een nauwe samenwerking tussen J.P. van Eesteren en belanghebbende partijen - RET, Gemeente Rotterdam, nutsbedrijven - noodzakelijk. Het met damwanden en groutpalen kruisen van de niet te verplaatsen ondergrondse infrastructuur van Stedin en Eneco maakte het werk ingewikkeld en uitdagend.
Het hart van het project vormen de gangen aan beide zijden van de metro- tunnel. Deze staan met elkaar in verbinding via een overkluizing over de metrobuis. Om de gangen te realiseren werd met een combinatie van damwanden en groutpalen eerst een bouwkuip gevormd. Dit zelfs tot op 50 centimeter afstand van de gevel van de Hogeschool Rotterdam. De complexe U-vormige bouwkuip was nodig om de betonwerkzaamheden op acht meter beneden maaiveld te kunnen uitvoeren. Vanwege de specifieke uitdagingen die bouwen rond een in bedrijf zijnde metrotunnel en de verkeersbewegingen in de nabije omgeving met zich meebrengt, slokte het realiseren van de bouwkuip 75 procent van de bouwtijd op. De bodem van de kuip werd gevuld met één meter dik onderwaterbeton. Om tegendruk te bieden aan het grondwater bij het realiseren van de vloer moest de kuip gevuld blijven met water. Zo kon het onderwaterbeton in alle rust uitharden terwijl de bouwkuip in stand bleef.

Het project kende naast de krappe locatie een aantal bijzonderheden die voortkwamen uit de moeilijke bouwomgeving. De betonwanden van de in- en uitgang zijn afgezonken, met een kant-en-klaar aangeleverde zogenoemde afzinkkelder. Dit is een soort betonkoker die, na plaatsing bovengronds, deels door zijn eigen gewicht in de grond zakt, deels door hem van binnenuit uit te graven en in dit geval ook nog door de wanden met trekankers de grond in te trekken. Een nauwkeurig werkje, want de bodem van de tunnel moet gelijk met de bodem van de metrotunnel komen te liggen. Eenmaal op gelijke hoogte werden in de metrobuis twee sparingen van 4 x 2,5 meter gezaagd, om zo toegang van het bestaande perron naar de nieuwe gangen, die naar buiten leiden, te creëren. Het doorzagen van de één meter dikke tunnelwand gebeurde met een speciale draadzaag. Per slag (een zijde van de vier benodigde zijden per doorgang) waren de bouwers een dag bezig, dus een opening zagen kostte alleen al vier dagen. De betonblokken van de sparing zijn via een hijsluik naar boven gehesen. In verband met de verzwaarde constructieve eisen bij verbouwingen is er tussen de sporen in de tunnel een constructieve tussenwand geplaatst.
Als hoofdaannemer van het project koppelde J.P. van Eesteren een veelvoud aan specialisten aan elkaar. De coördinatie tussen die partijen was van groot belang voor het goed en tijdig slagen van het project. Veel tijd ging zitten in het voortraject. Met alle betrokkenen zijn uitgebreide risicoanalyses en planningen gemaakt. De veiligheid van de omgeving en de bouwers alsmede het minimaliseren van de overlast voor de buurt stonden voorop. Bij dit soort projecten is het van belang om als bouwer nauw met de opdrachtgever samen te werken en allebei een open houding te hebben, gericht op het vinden van creatieve oplossingen.
Tijdens het hele bouwproces - dat ongeveer een jaar duurde - heeft J.P. van Eesteren de communicatieadviseur van de RET continu op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen en specifieke uitvoeringsaspecten van de bouw. Zaken die mogelijk voor de omwonenden van betekenis zouden kunnen zijn. Zo kon de buurt via de RET goed worden geïnformeerd. Als Bewuste Bouwer is J.P. van Eesteren extra doordrongen van het feit dat zij actief waren in een omgeving waar veel mensen wonen en veel verkeersbewegingen zijn. Een extra belangrijk punt was de aanrijroute van het ambulance-verkeer naar het Erasmus MC. Gedurende de gehele bouwperiode heeft het spoedverkeer geen hinder ondervonden van de bouwwerkzaamheden.
Rondom de bouwkuip staan diverse woningen en gebouwen die geen tot weinig trillingen mochten ondervinden. Om trillingen als gevolg van de bouw- werkzaamheden te monitoren zijn er aan de gevels van de naastgelegen woningen trillingmeters geplaatst. Tijdens de bouw van de in- en uitgang zijn er geen extreme waarden gemeten. Uiteindelijk zijn er nauwelijks klachten ontvangen.
